Sluit venster Print


Optienaam:
2936 STP 14. Beperking van alle overige emissies naar lucht
Beschrijving: 1. Inleiding
Bedrijven dienen ook alle overige emissies naar lucht (dat wil zeggen anders dan geur en emissies van stookinstallaties, die behandeld zijn in de maatregelen STP 12 en STP 13) zoveel mogelijk te beperken.
Bij het maken van afspraken hierover tussen bedrijf en bevoegd gezag wordt de NeR als richtsnoer gebruikt (zie hiervoor de onderstaande punten 3 tot en met 7). Daarnaast wordt van alle Europese bedrijven verlangd dat zij voldoen aan de regels inzake stoffen die de ozonlaag aantasten (zie punt 2).

2. Stoffen die de ozonlaag aantasten
Mondiaal worden de stoffen die de ozonlaag aantasten sedert 1987 gefaseerd teruggedrongen op grond van het Protocol van Montreal. Vanaf die periode zijn via enkele EU-verordeningen verbodsdata afgesproken voor de productie, import en handel in stoffen, zoals CFK’s, halonen en 1,1,1- trichloorethaan. Voor Nederland is dit vastgelegd in het Besluit inzake stoffen die de ozonlaag aantasten Wms en daarop gebaseerde ministeriële regelingen. Met dit besluit is de EG-verordening betreffende stoffen die de ozonlaag aantasten (EG. 2037/2000) geïmplementeerd.
Met ingang van 1 januari 2001 is het bijvullen van koelinstallaties met chloorfluorkoolstoffen (dus ook gerecycleerde) verboden. Chloorfluorkoolwaterstoffen (HCFK’s) mogen tot 2010 nog beperkt gebruikt worden voor onderhoud van bestaande koel- en klimaatregelingsapparatuur.
Vanaf 1 januari 2010 mogen hiervoor echter geen nieuw geproduceerde HCFK´s meer gebruikt worden en vanaf 1 januari 2015 geldt een totaalverbod. Per 1 januari 2003 geldt er een verbod op het gebruik van (gerecycleerde) halonen (behoudens enkele kritische toepassingen). Dit verbod raakt vooral de toepassing als brandblusmiddel. Alle halonbevattende brandblusinstallaties moesten voor 1 januari 2004 buiten gebruik zijn gesteld onder terugwinning van de halonen.
Voor 1,1,1-trichloorethaan en tetrachloorkoolstof geldt vanuit het besluit een totaalverbod op alle toepassingen.

3. NeR – Nederlandse Emissie Richtlijn Lucht
Het algemene uitgangspunt van de NeR is het verminderen van luchtverontreiniging door een vermindering van de massastroom die naar lucht wordt uitgeworpen. Dit moet gebeuren met behulp van maatregelen op basis van de stand der techniek. Hierbij moet voldaan worden aan de concentratie-eisen voor de verschillende stoffen die in de NeR zijn opgenomen. Het bevoegd gezag hanteert de richtlijnen bij het overleg met aanvragers van een vergunning over eventueel te treffen emissiebeperkende voorzieningen. De NeR is geen wet en het is dus mogelijk om gemotiveerd af te wijken van de emissie-eisen die in de NeR zijn opgenomen. Voor bestrijding van emissies naar lucht spreekt de NeR een voorkeur uit voor procesgeïntegreerde maatregelen en brongerichte maatregelen boven nageschakelde technieken. Voor de reductie van de emissies van vluchtige organische stoffen zijn voor een aantal branches in de NeR (§3.4) maatregelen opgenomen, zo ook voor de rubber- en kunststofindustrie. Volgens de NeR moet worden voorkomen dat een brongerichte aanpak wordt gehinderd door voorschriften met concentratie-eisen. Dit betekent dat wanneer vergunningvoorschriften zijn gebaseerd op de maatregelen van §3.4 de concentratie-eisen ontleend aan §3.2 niet meer hoeven te worden gehanteerd.
Hierop gelden een aantal uitzonderingen:
  • Wanneer er sprake is van vluchtige organische stoffen met een minimalisatieverplichting;
  • Wanneer na toepassing van de maatregelen sprake is van een overschrijding van luchtkwaliteitseisen of wanneer er sprake is van een geurprobleem;
  • Wanneer maatregelen zijn opgenomen in de vorm van nageschakelde technieken.
In paragraaf 4.6 van module B is per proces een overzicht opgenomen van mogelijke maatregelen ter beperking van emissies naar lucht, zoals die in het werkboek zijn opgenomen. Hieronder volgt voor de in dit verband meest relevante processen (harsverwerking, productie van schuimen, rubberverwerking en zacht-PVC verwerking via spuitgieten, extrusie en dergelijke) nog informatie over aandachtspunten en mogelijke maatregelen per aandachtspunt.

Uitgangspunt en aanpak voor het bedrijf
Uitgangspunt is hier voldoen aan de gebruikelijke eisen, veelal ontleend aan de NeR.
Aanpak voor het bedrijf:
  1. onderzoek de haalbaarheid van alle achterliggende maatregelen bij dit onderwerp;
  2. controleer of en met welke (combinatie van) maatregelen aan de eisen wordt voldaan;
  3. voer die (combinatie van) maatregelen uit die nodig zijn om aan de eisen te voldoen.

4. Aandachtspunten bij harsverwerking
Bij de verwerking van polyesterhars ontstaan emissies van styreen, hetgeen een belangrijk ingrediënt is van de hars (oplosmiddel en reagens). Tijdens de verwerking komt een deel van het styreen vrij. Daarnaast worden aceton en dichloormethaan gebruikt als oplos-/schoonmaakmiddel.

In dit werkboek zijn 10 maatregelen met betrekking tot reductie van de styreenemissies opgenomen:
In dit werkboek zijn ook 4 maatregelen opgenomen met betrekking tot reductie van de emissies van schoonmaakmiddelen (aceton en dichloormethaan):Ook in het kader van ARBO en veiligheid worden diverse eisen aan de emissie van Vluchtige Organische Stoffen (VOS) gesteld. Deze worden echter niet in dit werkboek behandeld.

5. Aandachtspunten bij rubberverwerking

PAK’s
In de rubberverwerkende industrie worden procesoliën gebruikt als weekmaker. Sommige van deze procesoliën bevatten nog polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK’s). PAK´s zijn in de NeR geclassificeerd als carcinogeen zonder drempelwaarde en vallen daarmee onder de minimalisatieverplichting van de NeR. Dit betekent dat het bevoegd gezag in vergunningprocedures de nodige aandacht vraagt voor de mogelijkheden om de emissie van deze stoffen te beperken of te voorkomen. Echter ook nadat de vergunning is verleend, dient het bevoegd gezag de eisen voor deze stoffen regelmatig te evalueren en eventueel aan te scherpen. Aanscherpen is aan de orde indien gebruik van een andere grondstof of van een kosteneffectieve nageschakelde techniek mogelijk is.
Voor meer informatie over de indeling van stoffen en een overzicht van enkele veel voorkomende PAK’s en hun classificatie, wordt verwezen naar de NeR.

In het Convenant Arbeidsomstandigheden Rubberverwerkende industrie is afgesproken dat bij het gebruik van procesoliën zoveel mogelijk procesoliën zullen worden toegepast met een gehalte aan PAK’s dat zo laag als technisch mogelijk is met behoud van het karakter van de weekmaker. Blijkt het gehalte aan carcinogene PAK´s boven de 3 procent te liggen, dan vindt het mengproces in een gesloten systeem plaats.

In dit werkboek is één maatregel over de toepassing van PAK’s opgenomen:
Nitrosaminen
In de rubberverwerkende industrie worden stoffen gebruikt, die tot hoge concentraties nitrosaminen aanleiding kunnen geven, of nitrosaminen kunnen vormen. Het betreft bepaalde blaasmiddelen, vertragers en versnellers. In het Convenant Arbeidsomstandigheden Rubberverwerkende industrie is een overzicht opgenomen van de desbetreffende stoffen en is afgesproken dat deze stoffen zullen worden vervangen. Indien vervanging technisch niet mogelijk is, worden maatregelen getroffen zoals beschreven in het Besluit kankerverwekkende stoffen en processen. Volgens het convenant zullen de bedrijven een maximale inspanning leveren om kankerverwekkende stoffen of stoffen die kankerverwekkende stoffen kunnen vormen te vervangen en te streven naar het op korte termijn terugbrengen van concentraties nitrosaminen tot maximaal het niveau van de zogenaamde `Technische Richtkonzentrationen´ (TRK-normen) uit Duitsland.
Voor meer informatie wordt verwezen naar het Convenant Arbeidsomstandigheden Rubberverwerkende industrie en de brancheorganisatie NVR.
In dit werkboek zijn 2 maatregelen opgenomen die betrekking hebben op nitrosaminen:
Stof
Op diverse plaatsen in het productieproces kan stof ontstaan, zoals bij het afwegen van componenten en het mengen op een open wals.
In de NeR zijn emissie-eisen voor stof opgenomen, waarbij de omvang van de ongereinigde massastroom maatgevend is. Bovendien is een aantal stoffen apart geclassificeerd.
Voor meer informatie wordt verwezen naar de NeR.
In dit werkboek zijn 4 maatregelen met betrekking tot stof opgenomen:

6. Aandachtspunten bij de productie van schuimen

Blaasmiddelen
Bij het produceren van geschuimde producten worden veelal vluchtige organische stoffen als secundaire blaasmiddelen toegepast. Voorbeelden van (veel) toegepaste blaasmiddelen zijn HCFK’s, pentaan en dichloormethaan. In de NeR zijn emissie-eisen opgenomen voor deze organische stoffen. Voor meer informatie wordt verwezen naar de NeR.

In het werkboek zijn 8 maatregelen opgenomen met betrekking tot emissiebeperking van blaasmiddelen:
Isocyanaat-emissie
Bij de productie van polyurethaanschuimen wordt gebruik gemaakt van isocyanaten (tolueen-diisocyanaat (TDI) en methyleen diphenyl diisocyanaat (MDI). Beide stoffen worden als schadelijk geclassificeerd. In het kader van ARBO en veiligheid worden diverse eisen gesteld. Deze worden niet in dit werkboek behandeld.
In het werkboek zijn 2 maatregelen opgenomen die (onder andere) betrekking hebben op reductie van het gebruik van TDI en/of MDI:

7. Aandachtspunten bij zacht-PVC verwerking via spuitgieten, extrusie en dergelijke

Vluchtige weekmakers
Vooral bij het pastaverwerken en kalanderen kan de emissie van vluchtige weekmakers naar de buitenlucht aanzienlijk zijn. In de NeR zijn emissie-eisen opgenomen voor vluchtige weekmakers: zie paragraaf 3.2 van de NeR.
In dit werkboek is één maatregel met betrekking tot vluchtige weekmakers bij zacht-PVC verwerkers opgenomen:Voor het beperken van emissies van weekmaker zijn ook andere technieken mogelijk, mits zij uitkomen op het resultaat zoals in de NeR aangegeven of zoals met het bevoegd gezag afgesproken.

VOS-emissies
VOS-emissies
Bij traditionele folielamineermachines wordt gebruik gemaakt van oplosmiddelhoudende lijm. Hierdoor komen VOS-emissies vrij.
In dit werkboek is één maatregel met betrekking tot folielamineermachines opgenomen:
Beschrijving
milieu-effecten:
Terugdringing van emissies naar lucht.
Milieuthema('s): Emissies naar lucht -
Toepasbaarheid: Altijd.
Financiële
aspecten (prijspeil 2008):
De financiële aspecten van uitvoering van deze maatregel zijn sterk afhankelijk van de specifieke omstandigheden.
Voor meer info:
Stoffen: DCM 
Ftalaatesters 
HCFK’s 
HFK’s 
PAK’s 
Stof 
Styreen 
VOS 
NMP-thema('s): Klimaatverandering (ozonlaag) 
Verspreiding (lucht) 
Verzuring