Optienaam:
|
2942 STP 20. Verantwoord beheer van bedrijfsrioleringen |
| Beschrijving: |
Achtergrond De Wet milieubeheer beschouwt afvalwater als een afvalstof. Afvalwater is gedefinieerd als "alle water waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen". Dit betekent dat afvalwater (net zoals elke afvalstof) op een doelmatige en milieuhygiënisch verantwoorde wijze dient te worden beheerd en afgevoerd. Uit artikel 10.31 van de Wet milieubeheer volgt echter dat de afvalstoffenregelgeving niet van toepassing is op al het afvalwater. In het geval dat het afvalwater op het riool wordt geloosd zijn de bepalingen van de Wet milieubeheer inzake afvalstoffen niet van toepassing.
Met de wijziging van de Wm op 1 januari 2008 worden ook verschillende rioolstelsels onderscheiden:- Openbaar hemelwaterstelsel: voorziening voor de inzameling en verdere verwerking van afvloeiend hemelwater, niet zijnde een openbaar vuilwaterriool, in beheer bij een gemeente of een rechtspersoon die door een gemeente met het beheer is belast;
- Openbaar ontwateringsstelsel: voorziening voor de inzameling en verdere verwerking van grondwater, niet zijnde een openbaar vuilwaterriool, in beheer bij een gemeente of een rechtspersoon die door een gemeente met het beheer is belast;
- Openbaar vuilwaterriool: voorziening voor de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater, in beheer bij een gemeente of een rechtspersoon die door een gemeente met het beheer is belast.
- Een openbaar hemelwaterstelsel en een openbaar ontwateringsstelsel worden gezamenlijk vaak aangeduid met ‘schoonwaterriool’. In beide wordt immers in beginsel ‘schoon’ water getransporteerd naar het milieu, oppervlaktewater of bodem, zonder tussenkomst van een zuivering. In de praktijk zullen beide ook vaak gecombineerd worden als ze op dezelfde lokatie aanwezig zijn.
Een vuilwaterriool loost in het algemeen op een rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) zoals bepaald in artikel 15a Wvo.
Tot 1 januari 2008 (inwerkingtreding van de Wet gemeentelijke watertaken) maakte de wet geen onderscheid in verschillende rioolstelsels en werd gesproken van een voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater. In de praktijk werd natuurlijk wel onderscheid gemaakt in een schoonwaterriool, zoals een hemelwaterstelsel, en een vuilwaterriool. Dat gebeurde dan aan de hand van de vangnetbepaling die op iedere lozing op het riool van toepassing was. Deze bepaalde onder andere dat een lozing slechts mocht plaatsvinden als daarmee de doelmatige werking van de riolering en de zuivering niet benadeeld werd. In het geval dat vuilwater, zoals bijvoorbeeld huishoudelijk afvalwater, geloosd wordt op een schoonwaterriool wordt de doelmatige werking daarvan benadeeld, want het huishoudelijk afvalwater zal dan ongezuiverd geloosd worden in het milieu. Omgekeerd is dat ook het geval als hemelwater geloosd wordt op een vuilwaterriool. Het aantal overstorten zal dan toenemen en het rioolstelsel en de zuivering worden onnodig hydraulisch belast.
Inleiding Een lek bedrijfsriool is een bron van bodemverontreiniging. Riolen kunnen lek raken door mechanische beschadiging, bijvoorbeeld door verzakkingen van een gebouw, van het wegdek of door boomgroei. Daarnaast is het mogelijk dat riolen chemisch aangetast worden. Oplosmiddelen kunnen namelijk PVC aantasten en sulfaten en zuren kunnen gres, beton en staal beschadigen.
Aandachtspunten
- Er dient inzicht te zijn in de loop van het rioolstelsel en de aansluitpunten op het openbaar riool. Dit dient te worden vastgelegd in een recente rioleringstekening waarop alle afvoerpunten zijn vermeld, evenals de afmetingen van de onderdelen waaruit de riolering is opgebouwd alsmede het materiaal waaruit de onderdelen zijn vervaardigd.
- De bedrijfsriolering dient bestand te zijn tegen de te lozen stoffen tijdens regulier gebruik. Een betonnen bedrijfsriool kan daarbij problemen opleveren, omdat beton niet bestand is tegen reguliere lozingen van sterke zuren en sulfaatverbindingen.
- Tussen het bedrijfsriool en het openbaar riool dient een afsluiter en een inspectieputje te worden geïnstalleerd. Indien het plaatsen van een inspectieputje door omstandigheden niet mogelijk is, moet in overleg met het bevoegd gezag bekeken worden op welke andere wijze een monstervoorziening te treffen valt.
- Aantasting en deformatie van het riool moet worden voorkomen. Met het oog hierop dient er onder meer aandacht te zijn voor de kwaliteit en het gebruik van het wegdek. Bij een riolering gelegen onder een terrein waar zwaar transport plaatsvindt, dienen de vloer en riolering zodanig geconstrueerd te zijn dat deformatie van de riolering niet kan optreden. Boomgroei op of nabij rioleringsbuizen dient te worden voorkomen.
- Lekkage van rioleringen en de mogelijke daaruit voortvloeiende bodemverontreiniging moet worden voorkomen. Daarom is het van belang dat de riolering in een goede staat verkeert. Controle kan plaatsvinden door bijvoorbeeld jaarlijks de riolering en de aansluitpunten visueel na te lopen op lekkage (bijvoorbeeld via de kruipruimtes). Niet alle delen van het riool zijn echter met het oog te inspecteren. Ten aanzien van de niet te inspecteren delen van de riolering moet worden nagegaan of de kans groot is dat deze in het verleden beschadigd zijn. Daarbij kan gedacht worden aan verzakkingen, deformatie, boomgroei of het lozen van sterke zuren of sulfaatverbindingen.
- Bij aanwijzingen voor beschadigingen dient de riolering zo mogelijk met een camera inwendig geïnspecteerd te worden. Inwendige inspectie is mogelijk met een videocamera mits het riool toegankelijk is door middel van een put en de diameter van het riool groter is dan 6 cm.
- Aandachtspunt is soms ook het dichtslibben van de rioolbuizen. Het verdient aanbeveling een video-inspectie of een andere door het bevoegd gezag goed te keuren gelijkwaardige controlemethode van de riolering uit te voeren en om de 10 jaar te herhalen.
- Bij aanwijzingen voor beschadigingen dient een indicatief bodemonderzoek te worden uitgevoerd naar de kwaliteit van grond en grondwater. Daarnaast wordt voorgesteld om door middel van het uitvoeren van grondwateronderzoek de bodemconditie te monitoren. Deze monitoring heeft geen preventieve bijdrage, maar is meer een constatering achteraf.
- De afsluiter tussen bedrijfsriool en openbaar riool dient jaarlijks op een goede werking gecontroleerd worden. Zo nodig dient hieraan onderhoud plaats te vinden, zoals smeren.
- Indien van toepassing, moet minstens eenmaal per jaar de olie-/ waterafscheider door een rioolreinigingsbedrijf gereinigd en gecontroleerd worden op een doelmatige werking en de aanwezigheid van lekken. Hiervoor dient een onderhoudscontract te worden afgesloten.
- Bij een dubbel rioolstelsel moet eenmalig gecontroleerd worden of het schoonwaterriool danwel het afvalwaterriool van het bedrijf correct op het gemeentelijk schoonwater-/afvalwaterriool is aangesloten.
- In geval van calamiteiten met geconcentreerde chemicaliën dient men het riool af te sluiten en te vullen met water en, indien aanwezig, met verdund loog of zuur. Door het gebruik van verdund loog of zuur kan zuur respectievelijk loog geneutraliseerd worden. De dosering en de mate van verdunning moeten verstandig gekozen worden. Deze keuze hangt mede af van de zuurgraad van de bij de calamiteit geloosde vloeistoffen. Met behulp van pH-papier kan de zuurgraad van deze vloeistoffen gemeten worden. Eventueel kan het afgesloten bedrijfsriool worden leeggezogen met behulp van een vacuümwagen of pomp. Tevens dient men in geval van de genoemde calamiteit de waterkwaliteitsbeheerder en de gemeente te waarschuwen. De waterkwaliteitsbeheerder is meestal de beheerder van de waterzuiveringsinstallatie waarop de riolering van het bedrijf is aangesloten. In de meeste gevallen is dit een waterschap of een zuiveringsschap. Soms is het de provincie en in een enkel geval de gemeente.
|
Beschrijving milieu-effecten: |
Met een verantwoord beheer van bedrijfsriolering kan bodemverontreiniging worden voorkomen. |
|
Milieuthema('s):
|
Bodem -
|
| Toepasbaarheid: |
Altijd. |
Financiële aspecten (prijspeil 2008): |
De kosten voor het treffen van bodembeschermende maatregelen zijn over het algemeen beperkt in vergelijking met de vaak zeer hoge kosten voor sanering van bodemverontreiniging die op zou treden als geen bodembeschermende maatregelen worden genomen. |
|
NMP-thema('s):
|
Verwijdering (bodembescherming)
|
|
|